Master in de bio-ingenieurswetenschappen: landbouwkunde (Leuven)

Master of Science

Wat vind je op deze webpagina?

Op deze pagina’s kun je als (toekomstige) student o.a. het officieel studieprogramma raadplegen. 

Je vindt ook alles over toelatingsvoorwaarden en aanvullende opleidingen, detailinformatie over de opleidingsonderdelen, je uurrooster per week …

Ben je toekomstig student?

Neem dan zeker eerst een kijkje op de pagina van de master in de bio-ingenieurswetenschappen: landbouwkunde 

Je leest er alles over

- Inhoud van de opleiding

- Beginprofiel

- Toekomstmogelijkheden

- Infomomenten & brochures

- Je campus

- ...

In de master Landbouwkunde ligt de nadruk op inzicht en sturing van de productieprocessen van planten en dieren en op de context waarin de primaire productie gebeurt: economie, beleid en management. Een bio-ingenieur in de landbouwkunde heeft kennis en inzicht in de verschillende schakels van de primaire productie en in de productieomgeving en kan deze kennis toepassen om problemen in de landbouw te analyseren en ze op te lossen en dit zowel op microniveau (het bedrijf) als op macroniveau (de voedselketen, wereldvoedselproblematiek). De opleiding is zeer breed opgevat en bestaat uit een gemeenschappelijk deel, waarin aandacht wordt besteed aan de context van de primaire productie en aan de landbouweconomie en het landbouwbeleid. Daarnaast is er een specifiek deel dat focust op gewasproductie, dierproductie of bio-economie.

De opleidingsspecifieke leerresultaten worden hieronder opgelijst:

1.  Gevorderde kennis, inzicht en vaardigheden hebben in multifunctionele en duurzame landbouw en de primaire productie van plant en dier en in een aantal deeldomeinen, waaronder de gewasproductie, dierproductie, veredeling, landbouwtechniek en bio-economie en- beleid, zowel op het vlak van de grondslagen als van de toepassingen, met aandacht voor actuele regionale en internationale ontwikkelingen en evoluties op (middel-) lange termijn.

2.  Gevorderd, systeem- en toepassingsgericht inzicht hebben in de samenhang tussen verschillende levensvormen (mens, dier, plant en micro-organisme) en hun relatie tot de abiotische omgeving met het oog op het sturen van productieprocessen in de levende materie. De verworven kennis en inzichten vertalen in nieuwe toepassingen, concepten en beleidsprogramma's.

3.  Zelfstandig integreren en uitdiepen van eerder verworven kennis met het oog op vernieuwing van concepten en innovatie van de implementatiemogelijkheden en hierbij de grenzen van de eigen competenties kennen.

4.  Oplossingsgericht formuleren en analyseren van productie-, veredelings- en ketenveredelingsprocessen en deze bijsturen vanuit een multidisciplinaire invalshoek.

5.  Zelfstandig een ingenieursproject concipiëren, plannen en uitvoeren op het niveau van een beginnende onderzoekende professional. Een literatuuronderzoek uitvoeren en kritisch interpreteren volgens wetenschappelijke standaarden met aandacht voor het conceptuele kader en de toepassingsmogelijkheden.

6.  Uitgaande van het verworven disciplinespecifiek en vakoverschrijdend inzicht, geavanceerde onderzoeks-, ontwerp- en oplossingsmethoden selecteren, aanpassen of desgevallend ontwikkelen, adequaat toepassen en de resultaten ervan wetenschappelijk verwerken; de gemaakte keuzes argumenteren op grond van inzicht in de grondslagen van de discipline en de eisen van de toepassings- en bedrijfscontext.

7.  Handelen vanuit een onderzoeksattitude: creativiteit, nauwkeurigheid, kritische reflectie, nieuwsgierigheid, gemaakte keuzes verantwoorden op wetenschappelijke gronden.

8.  Grensverleggend, innovatie- en toepassingsgericht ontwerpen van systemen, producten, diensten en processen, extrapoleren met aandacht voor de bedrijfscontext. Nieuwe researchvragen extraheren uit ontwerpproblemen.

9.  Beheersen van systeemcomplexiteit met behulp van kwantitatieve methoden. Voldoende parate kennis, inzicht en ervaring met wetenschappelijk onderzoek bezitten om resultaten kritisch te toetsen.

10.  Binnen een generieke en vakspecifieke context handelen vanuit een ingenieursattitude: resultaatgerichtheid, aandacht voor planning en technische, economische en maatschappelijke randvoorwaarden zoals duurzaamheid, inschatting van risico's en haalbaarheid van de voorgestelde benadering of oplossing, gerichtheid op resultaat en het bereiken van effectieve oplossingen, innovatief en vakgebiedoverschrijdend denken.

11.  Projectmatig werken vanuit een generieke en vakspecifieke context: doelstellingen formuleren, einddoelen en ontwikkeltraject in het oog houden, functioneren als lid van een (inter- en multidisciplinair) team, beginnend leiding geven, opereren in een internationale of interculturele omgeving, gericht rapporteren.

12.  Bedrijfskundig en economisch inzicht hebben om de bijdrage aan een proces of aan de oplossing van een probleem te situeren in de ruimere context.

13.  Specificaties en randvoorwaarden afwegen en omzetten in een kwaliteitsvol systeem, product, dienst of proces. Extraheren van bruikbare informatie uit onvolledige, tegenstrijdige of redundante gegevens.

14.  Schriftelijk en mondeling communiceren over het eigen vakgebied in de opleidingstaal en de voor het specialisme relevante taal of talen.

15.  Over het vakgebied talig en grafisch communiceren en presenteren aan vakgenoten en aan leken.

16.  In het professioneel handelen de maatschappelijke, ecologische en socio-economische rol van de landbouw en de ethische aspecten situeren in de internationale context.

Kwaliteit van de opleiding

Hier vind je een overzicht van de resultaten van de interne kwaliteitszorgmethode COBRA.

Onderwijskwaliteit op het niveau van de opleiding

Blauwdruk
Bestand PDF document Blauwdruk_MA_Bio-ingenieurswetenschappen_landbouwkunde.pdf

COBRA 2019-2023
Bestand PDF document COBRA-fiche_MA_Landbouwkunde.pdf

Onderwijskwaliteit op het niveau van de universiteit


Meer info?
Rechtstreeks:
Na toelating:
Toelating mits het volgen van een voorbereidings- of schakelprogramma of een verkorte bachelor: