Bachelor in de toegepaste taalkunde (Brussel)

Bachelor of Arts

Wat vind je op deze webpagina?

Op deze pagina’s kun je als (toekomstige) student o.a. het officieel studieprogramma raadplegen. 

Je vindt ook alles over toelatingsvoorwaarden en aanvullende opleidingen, detailinformatie over de opleidingsonderdelen, je uurrooster per week …

Ben je toekomstig student?

Neem zeker een kijkje op de pagina van de bachelor in de toegepaste taalkunde.

Je leest er alles over

- Inhoud van de opleiding

- Beginprofiel

- Toekomstmogelijkheden

- Infomomenten & brochures

- Je campus

- ...

Structuur van het competentieprofiel
Het competentieprofiel bestaat uit zeventien leerresultaten of competenties. Die worden elk verder gedetailleerd in kerndoelen die in de opleidingsonderdelen van het programma getoetst worden.

Kerndoelen per competentie

1.  Het Nederlands beheersen op het niveau van de professionele moedertaalgebruiker zowel met betrekking tot begrijpen, spreken als schrijven.
1.1  Nederlands op het niveau van de professionele moedertaalgebruiker begrijpen.
1.2  In het Nederlands op het niveau van de professionele moedertaalgebruiker mondeling kunnen communiceren.
1.3  In het Nederlands op het niveau van de professionele moedertaalgebruiker schriftelijk kunnen communiceren.
1.4  Kennis van het Nederlands functioneel en creatief kunnen inzetten en hierbij het juiste register kunnen gebruiken.

2.  Twee vreemde talen beheersen, op het niveau C1 of minstens B2 van het "Common European Framework of Reference for Languages" voor begrijpen (luisteren en lezen), spreken (productie en interactie) en schrijven.
2.1  Een brede waaier van geschreven en gesproken bronnen in de vreemde taal begrijpen en ze kunnen samenvatten.
2.2  Mondeling adequaat in de vreemde taal kunnen communiceren.
2.3  Schriftelijk adequaat in de vreemde taal kunnen communiceren.
2.4  Kennis van de vreemde taal functioneel en creatief kunnen inzetten en hierbij het juiste register gebruiken.

3.  Taalstructuren en taalvariatie van de bestudeerde talen herkennen en zelfstandig interpreteren, met diepgaande aandacht voor contrastieve aspecten tussen het Nederlands en de bestudeerde vreemde talen.
3.1  Kennis hebben van en inzicht hebben in het fonologisch, morfologisch en syntactisch systeem van de bestudeerde taal.
3.2  Kennis hebben van en inzicht hebben in sociale en geografische variatie in de bestudeerde taal.
3.3  Kennis van het taalsysteem van en de variatie in de bestudeerde taal kunnen hanteren bij het duiden van taaluitingen in die taal.

4.  Een breder referentiekader bezitten van waaruit maatschappelijke thema’s en de communicatie daarover geduid kunnen worden.
4.1 Kennis hebben van en inzicht hebben in de basisbegrippen van de filosofie en/ of de economie en/ of het recht en de (inter)nationale instellingen.
4.2 Kunnen reflecteren over vragen die verband houden met religie, zingeving en levensbeschouwing.

5.  Kennis en inzicht bezitten over theorieën uit het domein van de toegepaste taalkunde en die gericht gebruiken bij de analyse van taalgebruik en bij eigen communicatie.
5.1  Op een wetenschappelijk verantwoorde en van inzicht getuigende manier beredeneerde uitspraken kunnen doen over theorieën.
5.2  Op een wetenschappelijk verantwoorde en van inzicht getuigende manier beredeneerde uitspraken kunnen doen over theorieën uit de vertaal- en tolkwetenschap.
5.3  Op een wetenschappelijk verantwoorde en van inzicht getuigende manier beredeneerde uitspraken kunnen doen over theorieën uit de communicatiewetenschap.

6.  Kennis en inzicht bezitten over de culturele en institutionele context van de betrokken taalgebieden met aandacht voor interculturele relaties en verschillen, en die kunnen inzetten bij het duiden van communicatieprocessen en taaluitingen.
6.1  Kennis hebben van en inzicht hebben in de geschiedenis, cultuur en literatuur van het taalgebied.
6.2  Kennis hebben van en inzicht hebben in de geografie, economie, politiek, maatschappij en instellingen van het taalgebied.
6.3  Zich zelfstandig kunnen documenteren over de actualiteit binnen het taalgebied en deze actualiteit kunnen kaderen en kritisch kunnen duiden.
6.4  Inzicht hebben in de culturele eenheid en verscheidenheid binnen het taalgebied.
6.5  Het taalgebied kunnen situeren in een internationale context.

7.  Kennis, inzicht en vaardigheden bezitten met betrekking tot het communicatie- en vertaalproces.
7.1  Inzicht hebben in verbale en non-verbale communicatie.
7.2  Met de geschikte terminologie kunnen communiceren over verschillende vormen van verbale en non-verbale communicatie.
7.3  Met de geschikte terminologie over vertaalproblemen kunnen communiceren en vertaalkeuzes kunnen verantwoorden.

8.  Schriftelijke en mondelinge communicatie adequaat analyseren, interpreteren, en beoordelen met inbegrip van boodschappen van gespecialiseerde aard.
8.1  Mondelinge boodschappen van algemene en gespecialiseerde aard kunnen analyseren, interpreteren en beoordelen.
8.2  Schriftelijke boodschappen van algemene en gespecialiseerde aard kunnen analyseren, interpreteren en beoordelen.

9.  Teksten zelfstandig redigeren in de bestudeerde talen en deze kritisch evalueren met verantwoording van de tekstsoort aangepast aan doel, publiek en medium.
9.1  Teksten kunnen produceren met aandacht voor doel, publiek en medium.
9.2  Teksten kunnen corrigeren met aandacht voor doel, publiek en medium.
9.3  Eigen schriftelijke taaluitingen kritisch kunnen evalueren.

10.  Zich in complexe communicatieve situaties mondeling en schriftelijk uitdrukken in de bestudeerde talen aangepast aan doel, publiek en medium.
10.1  In een complexe situatie adequaat mondeling kunnen communiceren met aandacht voor doel, publiek en medium.
10.2  In een complexe situatie adequaat schriftelijk kunnen communiceren met aandacht voor doel, publiek en medium.
10.3 Interculturele verschillen kunnen identificeren en deze kennis in mondelinge en schriftelijke communicatie kunnen toepassen.

11.  Zelfstandig teksten van gemiddelde moeilijkheidsgraad vertalen vanuit de bestudeerde vreemde talen in het Nederlands en vanuit het Nederlands in de bestudeerde vreemde talen.
11.1  Pragmatische, teksttypologische en grammaticale contrasten tussen de vreemde taal en het Nederlands kunnen identificeren.
11.2   Teksten van gemiddelde moeilijkheidsgraad uit verschillende genres grammaticaal en inhoudelijk correct van de vreemde taal in het Nederlands kunnen vertalen met het oog op een bepaald doelpubliek.
11.3  Teksten van gemiddelde moeilijkheidsgraad uit verschillende genres grammaticaal en inhoudelijk correct van het Nederlands in de vreemde taal kunnen vertalen.

12.  Relevante woordenboeken, naslagwerken, elektronische bronnen en ICT-tools kritisch evalueren en adequaat inzetten bij het interpreteren, schrijven, redigeren en vertalen van teksten.
12.1  ICT-tools adequaat kunnen inzetten en gebruiken bij het interpreteren, het redigeren en het vertalen van teksten.
12.2  De belangrijkste hedendaagse referentiewerken van de grammatica kennen en ze efficiënt kunnen consulteren om zelfstandig grammaticale problemen op te lossen.
12.3  De geëigende informatiekanalen van het vakgebied (woordenboeken, databanken, elektronische hulpmiddelen) kennen en ze kritisch kunnen gebruiken.

13.  Heuristische tools adequaat hanteren en bronnen kritisch evalueren
13.1   De geëigende informatiekanalen voor het onderzoeksdomein (bibliografieën en databanken) kennen en ze kritisch kunnen gebruiken.
13.2  Een kritische selectie van de gevonden bronnen kunnen maken.

14.  Onder begeleiding een onderzoek kunnen uitvoeren op het domein van de toegepaste taalkunde.
14.1  Een onderzoeksvraag kunnen ontwikkelen.
14.2  Een literatuurstudie kunnen plannen en uitvoeren.
14.3  Een geschikte onderzoeksmethode kunnen selecteren en hanteren.
14.4  Een kleinschalig onderzoek kunnen opzetten en uitvoeren.
14.5  Kritisch kunnen reflecteren over de geraadpleegde literatuur.
14.6  Kritisch kunnen reflecteren over het gevoerde onderzoek, de methode en de resultaten.

15.  Rapporteren over onderzoek in toegepaste taalkunde met bijzondere aandacht voor het academisch register en daarover communiceren met vakgenoten en leken, ook in een bestudeerde vreemde taal.
15.1  Een heldere synthese en genuanceerde interpretatie van de problematiek kunnen geven, volgens de vereisten van een wetenschappelijk betoog.
15.2  .Een erkend systeem voor bronverwijzing correct kunnen toepassen.

16.  Zich bewust zijn van de waarden en normen waarop wetenschappers hun werk baseren, met respect voor de intellectuele eigendom van anderen.
16.1  Inzicht hebben in de waardesystemen waarop wetenschappelijk onderzoek gebaseerd is.
16.2  Deontologisch verantwoord kunnen omgaan met onderzoeksgegevens en onderzoeksresultaten.

17.  Vanuit de verworven competenties medeverantwoordelijkheid nemen en functioneren in team.
17.1  Mondelinge taaluitingen van peers kritisch maar respectvol voor verschillende parameters kunnen evalueren.
17.2  Schriftelijke taaluitingen van peers kritisch maar respectvol voor verschillende parameters kunnen evalueren.

De Faculteit Letteren wil haar studenten tot zorgvuldige taalgebruikers en communicatoren vormen die nieuwsgierig en fijngevoelig in de maatschappij staan en met een open blik streven naar een grondig en genuanceerd begrip van maatschappelijke diversiteit en machtsverhoudingen; die zich bewust zijn van het belang van nuance en multiperspectiviteit in het maatschappelijke debat, zichzelf en de andere kritisch durven bevragen vanuit hun kennis van andere tijden en culturen en de weg kennen in de moderne kennis- en informatiemaatschappij.

Kwaliteit van de opleiding

Hier vind je een overzicht van de resultaten van de interne kwaliteitszorgmethode COBRA.

Onderwijskwaliteit op het niveau van de opleiding

COBRA 2019-2023
Bestand PDF document COBRA-fiche_BA_Toegepaste taalkunde.pdf

Onderwijskwaliteit op het niveau van de universiteit


Meer info?
Rechtstreeks:
Na toelating:
Toelating mits het volgen van een voorbereidings- of schakelprogramma of een verkorte bachelor: