Inleiding tot de rechtswetenschap (B-KUL-HBR22A)

Doelstellingen
Leerdoelen
- Het vak vormt de eerste grondige kennismaking met de techniciteit van het positieve recht. (Beheersingsniveau 1)
- Aldus biedt het vak een algemene inleiding tot de structuur, werking en inhoud van het Belgisch positieve recht. (Beheersingsniveau 1)
- Voorop staat de verwerving van een grondig inzicht in de beginselen, met inbegrip van de (interne en internationale) bronnen, van het Belgisch positief recht. (Beheersingsniveau 1)
- Dit opleidingsonderdeel beoogt de student vertrouwd te maken met de vaktaal (i.e. het begrippenapparaat) en de methode van de rechtswetenschap. (Beheersingsniveau 1)
Dit opleidingsonderdeel draagt bij tot volgende leerresultaten en kerndoelen:
De student beschikt over een basiskennis en basisinzicht van het Belgische, het Europese en het internationale recht. Hij is vertrouwd met de juridische terminologie, het theoretisch kader en de vakeigen bronnen van het publiek- en privaatrecht.
• De student heeft een grondige kennis van en inzicht in de basisconcepten van het eigen vakdomein.
• De student kan met precisie vakgebonden juridische en/of andere vakdomein-gerelateerde terminologie en basisbegrippen gebruiken bij vakinhoudelijke discussies en vragen.
De student heeft inzicht in de wisselwerking tussen de Belgische, Europese en internationale rechtsorde.
• De student kan de nationale regels uit het vakdomein situeren in hun Europese en internationale context.
De student bezit een algemene basisvorming over de mens in de samenleving en heeft een basisinzicht in de historische en actuele socio-economische en politieke factoren die het recht beïnvloeden en de samenleving mee vormgeven. De student kan omgaan met het dynamische karakter van het recht en kan het recht in zijn maatschappelijke en historische context situeren.
• De student heeft een inzicht in de ontwikkelingen die het vakdomein heeft doorgemaakt in historisch perspectief.
• De student heeft inzicht in de historische, economische en/of maatschappelijke achtergrond van de kernregels uit het eigen vakdomein en kan omgaan met de dynamische ontwikkeling van het recht.
De student hanteert een systematische methode bij het oplossen van juridische casussen. Hij is in staat om zelfstandig een synthese en analyse te maken van de juridisch relevante feiten en de noodzakelijke rechtsregels in verband te brengen met deze feiten. Hij hanteert hierbij een logische en juridisch verantwoorde argumentatie.
• De student begrijpt en analyseert juridische en/of andere vakdomein-gerelateerde teksten.
• De student selecteert juridisch relevante feiten uit een empirisch feitencomplex.
• De student formuleert mogelijke rechtsvragen uit een empirisch feitencomplex.
• De student identificeert rechtsregels en rechtsproblemen uit concrete casussen.
• De student brengt rechtsregels in verband met een concrete juridische casus om tot een juridisch verantwoorde oplossing te komen.
• De student ontwikkelt een systematische aanpak bij het uitwerken van juridische en/of andere vakdomein-gerelateerde oplossingen.
• De student beargumenteert op logische wijze een juridische redenering.
De student kan zelfstandig rapporteren over een beknopt rechtswetenschappelijk onderzoek en past hierbij op correcte wijze de noodzakelijke juridisch-wetenschappelijke onderzoeksmethoden toe en kan het gekozen onderzoeksdesign beargumenteren. Hij verwijst steeds correct naar geraadpleegde juridische en rechtswetenschappelijke informatie. Hij is zich steeds bewust van het onderscheid tussen een juridisch-wetenschappelijke en een juridisch-positiegebonden benadering.
• De student kan opgespoorde informatie op een wetenschappelijke wijze verwerken.
De student kan helder en correct schriftelijk en mondeling communiceren in het academisch Nederlands en gebruikt hierbij steeds een correct taalregister. Hij kan communiceren met vakgenoten en niet-vakgenoten.
• De student communiceert schriftelijk met vakgenoten aan de hand van diverse teksttypes waaronder de zakelijke brief, conclusies of juridisch advies, annotatie, synthesenota, contract of regelgeving…
De student kan juridische, rechtswetenschappelijke en algemeen vormende informatie verzamelen en kritisch verwerken.
• De student is in staat om rechtsbronnen (wetgeving, rechtspraak en rechtsleer) op te zoeken, te begrijpen en te verwerken bij het beantwoorden van vakinhoudelijke vragen.
• De student kan de wetgeving betreffende het vakdomein opzoeken en verwerken.
• De student kan, door het lezen van rechtswetenschappelijke en/of andere domeinspecifieke literatuur, zijn kennis over het vak optimaliseren.
Begintermen
De algemene toelatingsvoorwaarden en dwingende volgtijdelijkheid zijn beschreven in de onderwijs- en examenregeling.
Er zijn geen bijzondere aanvangscompetenties vereist. Toch wijst de docent er uitdrukkelijk op dat recht en maatschappij hand in hand gaan, zodat een interesse voor alles wat met die samenleving te maken heeft - met inbegrip van haar historische ontwikkeling en de actualiteit - onontbeerlijk is.
Tevens strekt een belangstelling voor andere talen, inzonderheid het Frans, tot voordeel.
Volgtijdelijkheidsvoorwaarden
Dit opleidingsonderdeel is een voorwaarde voor het opnemen van volgende opleidingsonderdelen:
C03B8A : Rechtsmethodiek, werkcollege
C02X8B : Rechtsmethodiek, werkcollege
C06X5A : Rechtsmethodiek, werkcollege (werkstudenten)
Identieke opleidingsonderdelen
Dit opleidingsonderdeel is identiek aan de volgende opleidingsonderdelen:
C02X1A : Inleiding tot de rechtswetenschap
C02B2A : Inleiding tot de rechtswetenschap
C04X8A : Inleiding tot de rechtswetenschap (werkstudenten)
Plaats in het onderwijsaanbod
Onderwijsleeractiviteiten
6 sp. Inleiding tot de rechtswetenschap (B-KUL-HBR22b)
Inhoud
In dit vak worden de beginselen met inbegrip van de bronnen van het recht gedoceerd. Het vormt de eerste grondige kennismaking met de techniciteit van het positieve recht, met vanzelfsprekend aandacht voor de waarden die aan het recht ten grondslag liggen.
Het recht wordt benaderd vanuit een dubbele invalshoek: als een systeem van gedragsnormen (objectief recht) en als een geheel van subjectieve rechten die een rechtssubject aan dat normenapparaat ontleent.
In het eerste deel staan de bronnen van het objectieve recht (wetgeving, rechtspraak (en rechtsvinding), rechtsleer, gewoonte, billijkheid en algemene rechtsbeginselen) alsook de onderlinge samenhang en hiërarchie van de normen centraal (primaat van de hogere norm, werking van de wet in tijd, primaat van de bijzondere wet). Als zodanig legt het eerste deel de basis voor alle publiekrechtelijke vakken in het curriculum. In het tweede deel maakt de student kennis met het rechtssubject, het rechtsobject, het rechtsfeit en de rechtshandeling. Ook het bewijs en de vertegenwoordiging komen afsluitend aan bod. Aldus wordt de basis gelegd voor de studie van het privaatrecht in het verdere curriculum.
Kalender (13 weken/5su (65uren))
Afdeling I: Wat is het recht?
•Definitie (objectief) recht: wat onderscheidt recht van andere regels
•Verschillende wijzen waarop het recht een verbintenis afdwingt
•Begrippen inzake objectief recht: positief recht - gemeen recht - uitzonderingsrecht - formeel & materieel recht
•Begrippen inzake objectief recht: aanvullend recht - dwingend recht - recht van (internationaal privaatrechtelijke) openbare orde met aandacht voor de maatschappelijke context voor de toename van het dwingend recht
•Indeling van het recht in rechtstakken: a) structuurbegrippen privaat recht- en publiekrecht: met aandacht voor de tendensen van vermaatschappelijking van het recht en nieuwe tendensen zoals publiek-private samenwerking; b) verdere onderverdeling van het privaat en publiekrecht
•Functies van het recht met inleiding tot de voornaamste klassieke auteurs hieromtrent
Afdeling II: Fundamentele kenmerken van het Belgisch Staatsbestel
•De rechtsstaat
•De scheiding der machten
•De soevereiniteit der natie
•De erfelijke parlementaire monarchie
•De federale staat
Afdeling III: Wet als bron van recht
•Materiële en formele federale wetgeving
•Federale wetgeving (totstandkomingsprocedure - soorten federale wetgeving)
•Gemeenschaps- en gewestwetgeving (federatie & confederatie - historiek van de Belgische staatshervorming - aspecten van bevoegdheidsverdeling en institutionele structuur)
•Internationaal recht (verdragsrecht (directe toepasselijkheid & rechtstreekse werking); secundaire normen (richtlijnen, verordening, beschikking); situering van de internationale rechtsorde t.o.v. de nationale rechtsorde)
•Hiërarchie der normen & rechtsbescherming t.o.v. de overheid
•Toepassing van de wet in de tijd en in de ruimte (met inbegrip van het rechtszekerheidsbeginsel)
INTERMEZZO: PROEFEXAMEN
Afdeling IV: Andere rechtsbronnen
•Rechtspraak, met inbegrip van de gerechtelijke organisatie (waarde van de rechtspraak als rechtsbron - juridische argumentatietechnieken - exegetische en vrije wetenschappelijke school)
•Rechtsleer
•Algemene rechtsbeginselen
•Gewoonterecht
Afdeling V: Rechtssubjecten, rechtsobjecten, rechtsfeiten en rechtshandelingen
•Rechtssubjecten
•Rechtsobjecten
•Rechtsfeiten en rechtshandelingen
Afdeling VI: Bewijsrecht
Afdeling VII: Vertegenwoordiging
Verder strekt het tot aanbeveling dat de studenten de avondlezingen volgen die door de rechtsfaculteit aan de Campus Brussel worden georganiseerd.
Studiemateriaal
VERPLICHT
•TILLEMAN, B & DEMARSIN, B., Inleiding tot de rechtswetenschap, II dln, Acco, 2019
•VRG-codex 2019-2020, VRG, Kluwer, 2019
AANBEVOLEN
•Digitaal studiemateriaal (slides) wordt aan de studenten via het digitale leerplatform TOLEDO ter beschikking gesteld.
•De Belgische kwaliteitspers alsook de juristenkrant zijn aanbevolen literatuur voor elke rechtenstudent.
Toelichting onderwijstaal
De onderwijstaal is Nederlands. Een belangstelling voor en zekere kennis van andere talen, inzonderheid het Frans, strekt evenwel tot voordeel.
3 sp. Inleiding tot het privaatrecht (B-KUL-HBR22d)
Inhoud
In dit vak worden de beginselen met inbegrip van de bronnen van het recht gedoceerd. Het vormt de eerste grondige kennismaking met de techniciteit van het positieve recht, met vanzelfsprekend aandacht voor de waarden die aan het recht ten grondslag liggen.
Het recht wordt benaderd vanuit een dubbele invalshoek: als een systeem van gedragsnormen (objectief recht) en als een geheel van subjectieve rechten die een rechtssubject aan dat normenapparaat ontleent.
•In het tweede deel (m.b.t. de subjectieve rechten) worden een aantal fundamentele privaatrechtelijke beginselen en begrippen uiteengezet (e.g. rechtssubjecten, rechtsobjecten, rechtsfeiten, rechtshandelingen, rechtssancties…), die de nodige basis moeten verschaffen voor het vak verbintenissenrecht en de meer gespecialiseerde cursussen.
Kalender
Afdeling V: Subjectieve rechten, rechtssubjecten, rechtsfeiten en rechtshandelingen
•De notie subjectief recht en de beperkingen op de uitoefening van het subjectief recht (rechtsmisbruik)
•Rechtssubject: natuurlijke personen & rechtspersonen
•Rechtsobjecten (onderscheid inzake diverse soorten goederen en rechten (o.m. zakelijk recht, persoonlijk recht, intellectuele rechten, persoonlijkheidsrechten)
•Rechtsfeit en rechtshandeling (begrip - constitutieve bestanddelen en basisonderscheiden
•Algemene beginselen van bewijsrecht
•Wettelijke en conventionele vertegenwoordiging
RESPONSIECOLLEGE
Verder strekt het tot aanbeveling dat de studenten de avondlezingen volgen die door de rechtsfaculteit aan de Campus Brussel worden georganiseerd.
Studiemateriaal
VERPLICHT
•TILLEMAN, B & DEMARSIN, B., Inleiding tot de rechtswetenschap, II dln, Acco, 2019
•VRG-codex 2019-2020, VRG, Kluwer, 2019
AANBEVOLEN
•Digitaal studiemateriaal (slides) wordt aan de studenten via het digitale leerplatform TOLEDO ter beschikking gesteld.
•De Belgische kwaliteitspers alsook de juristenkrant zijn aanbevolen literatuur voor elke rechtenstudent.
Toelichting onderwijstaal
De onderwijstaal is Nederlands. Een belangstelling voor en zekere kennis van andere talen, inzonderheid het Frans, strekt evenwel tot voordeel. De onderwijstaal is Nederlands. Een belangstelling voor en zekere kennis van andere talen, inzonderheid het Frans, strekt evenwel tot voordeel.
Evaluatieactiviteiten
Evaluatie: Inleiding tot de rechtswetenschap (B-KUL-H80047)
Toelichting
Examenperiode jan/feb
Het schriftelijke examen met mondelinge toelichting betreft een beperkt aantal eerder theorische vragen alsook een meerderheid van juridische casussen die naar kennis en inzicht peilen. Bij acht van de tien vragen dient de student de geschreven antwoorden mondeling toe te lichten. De twee andere vragen dienen niet mondeling toegelicht te worden en worden uitsluitend geëvalueerd op basis van het geschreven antwoord.
De studenten mogen gebruik maken van een Nederlandstalig niet-geannoteerd wetboek.
Een bondig, helder, precies, pertinent en concreet antwoord wordt vereist; wat daaraan niet voldoet wordt negatief gesanctioneerd.