Bijzondere overeenkomsten, werkcollege (B-KUL-C06D9A)

3 studiepuntenNederlands20 urenEerste semester
Tilleman Bernard (coördinator) |  Tilleman Bernard |  Verbeke Alain-Laurent |  Tilleman Bernard (plaatsvervanger)
POC Rechten

Leerdoelen

Op het einde van dit opleidingsonderdeel dient de student te beschikken over die vaardigheden die essentieel zijn voor elke jurist, zowel schriftelijk als mondeling. De begeleide zelfstudie is een belangrijke factor. Eerder dan de "juiste oplossing" van een vraagstuk zijn van belang de zelfwerkzaamheid en de bereidheid om in een open en kritische geest vrijuit met medestudenten en docenten te discussiëren en standpunten in te nemen.


Dit opleidingsonderdeel draagt bij tot volgende leerresultaten en kerndoelen:

De student beschikt over een basiskennis en basisinzicht van het Belgische, het Europese en het internationale recht. Hij is vertrouwd met de juridische terminologie, het theoretisch kader en de vakeigen bronnen van het publiek- en privaatrecht.
kan met precisie vakgebonden juridische en/of andere vakdomein-gerelateerde terminologie en basisbegrippen gebruiken bij vakinhoudelijke discussies en vragen

De student bezit een algemene basisvorming over de mens in de samenleving en heeft een basisinzicht in de historische en actuele socio-economische en politieke factoren die het recht beïnvloeden en de samenleving mee vormgeven. De student kan omgaan met het dynamische karakter van het recht en kan het recht in zijn maatschappelijke en historische context situeren.
heeft inzicht in de historische, economische en/of maatschappelijke achtergrond van de kernregels uit het eigen vakdomein en kan omgaan met de dynamische ontwikkeling van het recht

De student hanteert een systematische methode bij het oplossen van juridische casussen. Hij is in staat om zelfstandig een synthese en analyse te maken van de juridisch relevante feiten en de noodzakelijke rechtsregels in verband te brengen met deze feiten. Hij hanteert hierbij een logische en juridisch verantwoorde argumentatie.
• selecteert juridisch relevante feiten uit een empirisch feitencomplex
• formuleert mogelijke rechtsvragen uit een empirisch feitencomplex
• identificeert rechtsregels en rechtsproblemen uit concrete casussen
• brengt rechtsregels in verband met een concrete juridische casus om tot een juridisch verantwoorde oplossing te komen
• ontwikkelt een systematische aanpak bij het uitwerken van juridische en/of andere vakdomein-gerelateerde oplossingen
• beargumenteert op logische wijze een juridische redenering

De student kan helder en correct schriftelijk en mondeling communiceren in het academisch Nederlands en gebruikt hierbij steeds een correct taalregister. Hij kan communiceren met vakgenoten en niet-vakgenoten.
beheerst schriftelijk en mondeling het academisch Nederlands

De student kan juridische, rechtswetenschappelijke en algemeen vormende informatie verzamelen en kritisch verwerken.
is in staat om rechtsbronnen (wetgeving, rechtsspraak en rechtsleer) op te zoeken, te begrijpen en te verwerken bij het beantwoorden van vakinhoudelijke vragen
kan de wetgeving betreffende  het vakdomein opzoeken en verwerken

De studenten hebben de vaardigheden onder de knie die in de werkcolleges rechtsmethodiek en juridisch schrijven werden ontwikkeld. De studenten kunnen de kennis die zij verworven hebben in de vakken verbintenissenrecht enerzijds en goederen- en bijzondere overeenkomstenrecht anderzijds actief inzetten.

Je moet voldoen aan een volgtijdelijkheidsvoorwaarde om dit opleidingsonderdeel te mogen opnemen. Volgtijdelijkheid kan STRENG of SOEPEL zijn of een GELIJKTIJDIGHEID inhouden. Ook kan een diplomaNIVEAU als voorwaarde gesteld zijn.
Verklaring:
STRENG: Om dit opleidingsonderdeel op te nemen, moet je geslaagd zijn voor of een tolerantie ingezet hebben voor de opleidingsonderdelen waarvoor dit soort voorwaarde geldt.
SOEPEL: Om dit opleidingsonderdeel op te nemen, moet je de opleidingsonderdelen waarvoor dit soort voorwaarde geldt, gevolgd hebben.
GELIJKTIJDIG: Om dit opleidingsonderdeel op te nemen, moet je ook de opleidingsonderdelen waarvoor dit soort voorwaarde geldt, opnemen of al opgenomen hebben.
NIVEAU: Om dit opleidingsonderdeel op te nemen, moet je ten minste deze graad behaald hebben.


(SOEPEL(C03B8A) OF SOEPEL(C02X8B) OF SOEPEL(C06X5A) OF SOEPEL(HBR24A) OF SOEPEL(HBR29C)) EN (SOEPEL(C07G7A) OF SOEPEL(C04X0A) OF SOEPEL(C06X6A) OF SOEPEL(HBR22C) OF SOEPEL(HFR15A))

Bovenstaande codes van opleidingsonderdelen stemmen overeen met onderstaande omschrijvingen van die opleidingsonderdelen:
C03B8A : Rechtsmethodiek, werkcollege
C02X8B : Rechtsmethodiek, werkcollege
C06X5A : Rechtsmethodiek, werkcollege (werkstudenten)
HBR24A : Rechtsmethodiek (werkcollege met kennismakingsstage) (Niet meer aangeboden dit academiejaar)
HBR29C : Rechtsmethodiek (werkcollege met kennismakingsstage)
C07G7A : Juridisch schrijven, werkcollege
C04X0A : Juridisch schrijven, werkcollege
C06X6A : Juridisch schrijven, werkcollege (werkstudenten)
HBR22C : Juridisch schrijven, werkcollege
HFR15A : Juridisch schrijven, werkcollege (Niet meer aangeboden dit academiejaar)

Onderwijsleeractiviteiten

3 sp. Bijzondere overeenkomsten, werkcollege (B-KUL-C06D9a)

3 studiepuntenNederlandsWerkvorm: Practicum20 urenEerste semester
POC Rechten

Het werkcollege omvat volgende onderdelen:

1. 7 wekelijkse groepszittingen

Bespreking in groep van rechtspraak en rechtsleer rondom een welbepaalde bijzondere overeenkomsten (redactie van koopcontracten, huur van studentenkamers, handelshuur, kanscontracten, dading, lastgeving, aanneming). Dat gebeurt aan de hand van cassatierechtspraak en/of memo’s die de studenten moeten voorbereiden. Een aantal groepszittingen worden in het Frans gedoceerd.

2. Pleitoefening

Op basis van een casus uit de praktijk dient een zaak in gereedheid te worden gebracht (i.e. uitwisselen van conclusies) om op de voorziene datum te pleiten. De pleitoefening wordt georganiseerd in samenwerking met de Franstalige rechtsfaculteiten. De eisende partij wordt vertegenwoordigd door een Nederlandstalige en een Franstalige student. De beide studenten werken samen. De verwerende partij wordt eveneens vertegenwoordigd door een Nederlandstalige en een Franstalige student, die eveneens samenwerken.

3. Dagstage

Elke student loopt 1 namiddag verplicht stage bij de KUL Huisvestingsdienst.  De Huisvestingsdienst voorziet de student van een opdracht die hij in principe ter plaatse moet uitvoeren. De opdracht betreft een probleem omtrent de huur van studentenkoten.” te vervangen door “3. Dagstage. Elke student moet verplicht één zittingsdag één of meerdere zaken volgen bij een (lokale) vrederechter. Na de zittingsdag – hetzij op de dag zelf, hetzij op een later moment – volgt een debriefing met de vrederechter. Van de student wordt verwacht dat hij een stageverslag indient (min. 1000, max. 2000 woorden). Dit is een individuele opdracht. In dit stageverslag werkt de student een concrete analyse uit van een door de vrederechter behandelde zaak (een soort van ‘advies’). De vrederechter betrekt de student bij een zaak (of meerdere zaken) in het ruime domein van het bijzonder overeenkomstenrecht

4. Onderhandelingsoefening

In het kader van het werkcollege wordt een simulatie ‘onderhandelen van een koopcontract’ georganiseerd. Op basis van een fictieve casus zullen de studenten in groepen van 4 een onderhandeling voeren over de aankoop van een onroerend goed (één als koper, één als verkoper, één als advocaat van de koper, één als advocaat van de verkoper).

Voor elke sessie zullen de te lezen cassatiearresten of voor te bereiden adviesvragen op Toledo geplaatst worden. Het handboek ‘Vermogensrecht in kort bestek’ uit het bachelorvak dient als referentiemateriaal.

Het werkcollege wordt gegeven in groepen van maximaal twintig studenten. De studenten dient actief te participeren. De actieve participatie die van de studenten wordt verwacht, bestaat enerzijds in het inleveren van schriftelijke stukken, en anderzijds in de mondelinge verdediging van deze stukken en de actieve deelname aan groepsdiscussies. Het werkcollege omvat volgende onderdelen:


1. Wekelijkse groepszittingen

Bespreking in groep van rechtspraak en rechtsleer over bijzondere overeenkomsten. Dat gebeurt aan de hand van cassatierechtspraak en/of memo’s die de studenten moeten voorbereiden. Daarbij wordt steeds de link gelegd met de toepasselijke wetgeving en de overeenstemmende onderdelen van de cursus. Het grondig doornemen van de meest relevante doctrine is daarbij noodzakelijk.

• Zitting op basis van cassatierechtspraak:
De bespreking moet worden voorbereid door het analyseren van de over het onderwerp van elke zitting opgegeven selectie van (cassatie)arresten (wat zijn de pertinente feiten?; wat zijn de concrete rechtsvragen?; wat is het antwoord van de rechter?) of het opstellen van een memo over een opgegeven rechtsvraag.

• Zitting op basis van memo’s:
Elke student bereidt een memo voor omtrent twee opgegeven vragen. De omvang van een memo bedraagt min. 250 woorden en max. 500 woorden (op 1 A4). In de memo wordt een advies gegeven als neutrale partij over een rechtsvraag. De stellingen pro en contra een bepaalde oplossing worden uiteengezet, met een eigen stellingname in de conclusie. Voetnoten zijn niet nodig, maar alle strekkingen in rechtspraak en rechtsleer moeten worden onderzocht en in de discussie tijdens de groepszitting kunnen worden weergegeven. Indien bij een werkcollege een memo moet worden opgesteld, moet deze voor het werkcollege worden doorgestuurd. Indien een student die memo’s niet heeft afgegeven overeenkomstig de gemaakte afspraken wordt hij de toegang tot het werkcollege geweigerd.


2. Pleitoefening

• Op basis van een casus uit de praktijk dient een zaak in gereedheid te worden gebracht (i.e. uitwisselen van conclusies) om op de voorziene datum te pleiten.
• De conclusies bedragen max. 10 pagina’s en dienen tijdig aan de tegenpartij en coördinator worden overgemaakt.
 

3. Dagstage

Elke student loopt 1 namiddag verplicht stage bij de KUL Huisvestingsdienst.  De Huisvestingsdienst voorziet de student van een opdracht die hij in principe ter plaatse moet uitvoeren. De opdracht betreft een probleem omtrent de huur van studentenkoten.” te vervangen door “3. Dagstage. Elke student moet verplicht één zittingsdag één of meerdere zaken volgen bij een (lokale) vrederechter. Na de zittingsdag – hetzij op de dag zelf, hetzij op een later moment – volgt een debriefing met de vrederechter. Van de student wordt verwacht dat hij een stageverslag indient (min. 1000, max. 2000 woorden). Dit is een individuele opdracht. In dit stageverslag werkt de student een concrete analyse uit van een door de vrederechter behandelde zaak (een soort van ‘advies’). De vrederechter betrekt de student bij een zaak (of meerdere zaken) in het ruime domein van het bijzonder overeenkomstenrecht


4. Onderhandelingsoefening

In het kader van het werkcollege wordt een simulatie ‘onderhandelen van een koopcontract’ georganiseerd. Via Toledo wordt literatuur ter beschikking gesteld die de studenten vooraf dienen door te nemen. Op basis van een fictieve casus zullen de studenten in groepen van 4 een onderhandeling voeren over de aankoop van een onroerend goed (één als koper, één als verkoper, één als advocaat van de koper, één als advocaat van de verkoper). Zij moeten daarbij rekening houden met de inzichten die de aangeleverde literatuur hen aanreikt. Na de individuele onderhandeling volgt een collectieve debriefing. Na de zitting schrijft elke student een memo van 1250 à 1500 woorden, waarbij hij of zij een aspect van de gevoerde onderhandeling bespreekt in het licht van de aangeleverde teksten en de collectieve debriefing.

Evaluatieactiviteiten

Evaluatie: Bijzondere overeenkomsten, werkcollege (B-KUL-C26D9a)

Type : Permanente evaluatie zonder examen tijdens de examenperiode
Evaluatievorm : Paper/Werkstuk, Presentatie, Medewerking tijdens contactmomenten
Leermateriaal : Cursusmateriaal, Naslagwerk


De evaluatie gebeurt op grond van de bundeling in één cijfer van de deelcijfers op elk van de onderdelen (de groepszittingen, de pleitoefening, de dagstage en het verslag van de onderhandelingsoefening). De actieve participatie van de student telt voor de helft van het punt; de geschreven werkstukken voor de andere helft. Een tekort op het onderdeel actieve participatie of op het cumulatieve totaal van de geschreven werkstukken impliceert onherroepelijk een onvoldoende op het geheel.

1. Groepszittingen

• Permanente evaluatie van de zelfwerkzaamheid. Dat bekent: grondige voorbereiding alsook actieve participatie. De kwaliteit en relevantie van de antwoorden is doorslaggevend voor de quotering.
• Aanwezigheid is een conditio sine qua non. Afwezigheid zal enkel ingeval van daadwerkelijke overmacht worden getolereerd (vakanties vallen hier niet onder!).

2. Pleitoefening

Zowel de geschreven conclusie (qua inhoud en structuur) als de mondelinge vaardigheid tijdens het pleiten, vormen de basis voor beoordeling.

3. Dagstage

De dagstage wordt geëvalueerd op basis van de vervulde opdracht.

4.      Onderhandelingsoefening

Het verslag van de onderhandelingsoefening vormt de basis voor beoordeling.

Er is geen tweede examenkans.