Verbintenissenrecht in de onderneming (B-KUL-C05I0A)

6 studiepuntenNederlands39 urenEerste semester
POC Rechten

Leerdoelen

Doelstellingen van dit vak zijn het hernemen van basisbeginselen en kernfiguren van het verbintenissenrecht en vooral het verdiepen en verbreden van de kennis van de meer technische aspecten van het verbintenissenrecht. De aandacht gaat hierbij naar technieken eigen aan het contractenrecht (bv. het organiseren van de contractuele aansprakelijkheid, de remedies en de exoneraties, het organiseren van de duur en de beëindiging van contracten) en eigen aan het zgn. algemeen regime van de verbintenis (zoals de passieve hoofdelijkheid, de overdracht van schulden en schuldvorderingen, de abstracte verbintenissen, het (handels-)bewijs). De studenten leren deze concepten en technieken te plaatsen in een zeer concrete context, met name die van het ondernemingsgebeuren.

Deze en andere technieken van het verbintenissenrecht worden bovendien meestal aangewend door het opstellen van (een reeks) contractuele clausules. De nauwkeurige redactie van de gepaste contractuele bedingen en eenzijdige documenten (zoals intentiebrieven, comfort letters) is dus complementair bij het hanteren van technieken van verbintenissenrecht.

Volgende concrete voorbeelden illustreren dit: hoe moduleert men bv. het “voorlopig” niet-bindend karakter van een verbintenis? Hoe moduleert men het einde van een contract door (een combinatie van) termijnen, ontbindende voorwaarden, opzegbedingen en uitdrukkelijk ontbindende bedingen? Hoe moduleert men de (omvang van de) aansprakelijkheid met aanwending van te onderscheiden schade- en exoneratie¬bedingen, overmachts- en imprevisiebedingen en prijsherzieningsbedingen?

Kortom, het is de bedoeling dat de student de verwevenheid van al die verbintenisrechtelijke figuren en technieken inziet en deze via geschikte clausules leert toepassen en modaliseren in functie van het door de betrokkenen beoogde doel.
 

Dit opleidingsonderdeel draagt bij tot volgende leerresultaten en kerndoelen:

De student bezit naast een basiskennis van het recht, ook een grondige, geïntegreerde kennis van het nationale, Europese en internationale recht van bepaalde samenhangende basisrechtsdomeinen (in onze instelling gedefinieerd als privaatrecht, publiekrecht, strafrecht, sociaalrecht, economisch recht, fiscaal recht, internationaal- en Europees recht) en heeft een duidelijk inzicht in de wisselwerking van deze drie rechtsordes, waarbij de kennis van het positieve recht samengaat met inzicht in grondslagen en beginselen van het recht.

De student
• kan een juridisch probleem analyseren en beoordelen en hierover een onderbouwde stelling of oplossing formuleren
• kan een maatschappelijk probleem analyseren en beoordelen en hierover een onderbouwde stelling of oplossing formuleren
• kan de in de respectieve (nationale, Europese, internationale) rechtsordes verworven kennis en inzichten integreren tegen de achtergrond van de meergelaagdheid van het recht

De student bezit zowel gespecialiseerde (ten aanzien van basiskennis verbredende en verdiepende) kennis en inzicht in een aantal samenhangende basisrechtsdomeinen (in onze instelling gedefinieerd als privaatrecht, publiekrecht, strafrecht, sociaalrecht, economisch recht, fiscaal recht, internationaal- en Europees recht) alsook diepgaande kennis in transversale rechtsdomeinen die uitdrukking geven aan de samenhang en/of wisselwerking tussen de verschillende basisrechtsgebieden dan wel aan vernieuwing en dynamiek in het recht.

De student
• kan kennis en inzicht aanwenden op gespecialiseerd en gedetailleerd niveau bij vakinhoudelijke discussies en vragen
• kan kritisch positie innemen ten aanzien van maatschappelijke en/of juridische vernieuwing in transversale rechtsdomeinen en zich positioneren ten aanzien van out-of-the-box redeneringen of oplossingen in het recht
• kan de wisselwerking tussen verschillende samenhangende basisrechtsdomeinen duiden en operationaliseren

De student kan juridische argumenten en redeneringen kaderen in een maatschappelijke, historische en/of waardegeoriënteerde context, dankzij een kritische en reflexieve grondhouding ten aanzien van recht, mens en maatschappij.

De student
• kan de wisselwerking tussen recht, mens, maatschappij en de daarmee verband houdende normen en waarden, identificeren en operationaliseren in een juridische context
• kan de dynamiek van het recht aan de hand de historische ontwikkeling van dat recht, identificeren en operationaliseren in een juridische context

De student hanteert een systematische methode in zijn benadering van complexe juridische en maatschappelijke vraagstukken. Hij is in staat om zelfstandig een juridische analyse en synthese te maken van problemen met het oog op de beantwoording van vragen met een juridisch of maatschappelijk karakter. De student beschikt over het methodologische en argumentatieve vermogen om aanvaardbare oplossingen aan te dragen en te legitimeren en is in staat om op kritische wijze verklarende, evaluatieve en probleemoplossende standpunten in te nemen.

De student
• kan zijn/haar synthetisch vermogen aanwenden om complexe juridische of maatschappelijke vraagstukken te verklaren, te evalueren of op te lossen
• kan een afweging en een beargumenteerde keuze maken tussen verschillende juridische mogelijkheden
• kan creatieve of nieuwe juridische verklaringen of oplossingen aanreiken
• kan een eigen juridisch verantwoorde stelling formuleren over een juridisch of maatschappelijk probleem
• kan juridische kennis, inzicht en vaardigheden omzetten in voor de juridische beroepsbeoefening relevante output

De student kan zowel voor leken als voor juristen heldere teksten opstellen en uiteenzettingen brengen.

De student
• beheerst schriftelijk en mondeling het academisch Nederlands
• kan op gestructureerde (opbouw en argumentatie) wijze een juridisch-wetenschappelijke tekst opstellen over een complexe juridische materie

De student is een ervaren gebruiker van de vakeigen bronnen.

De student
• kan de juridische en wetenschappelijke waarde bepalen van geraadpleegde bronnen en informatie

Onderwijsleeractiviteiten

6 sp. Verbintenissenrecht in de onderneming (B-KUL-C05I0a)

6 studiepuntenNederlandsWerkvorm: College39 urenEerste semester
POC Rechten

Kalender

• Inleiding
• Onderhandelen en formaliseren van de precontractuele fase
• Progressief contracteren en afspraken met variabel bindend gehalte
• Clausules rond de nakoming en niet-nakoming van contracten: algemeen kader
• Schadebedingen en exoneratiebedingen
• Clausules rond de beëindiging van contracten 
• Vervangingsbedingen en enac-bedingen
• Redactie van (vaak onbenoemde) contracten
• Overmacht- en imprevisie(bedingen) en (bedingen tot) prijsherziening met aandacht voor de prijsvermindering
• Redactie van IT-contracten: aandachtspunten
• Verbonden (IT-)contracten
• Contracteren over de vennootschap: overname van vennootschappen in de praktijk (deel 1).
• Twee specifieke aandachtspunten: Hoofdelijkheid in handelscontracten & De intuitu personae-clausules.
• Contracteren over de vennootschap: overname van vennootschappen in de praktijk (deel 2)
• Contracteren in de vennootschap.
• Abstracte verbintenissen in het handelsverkeer
• (Handels-)bewijs en bewijsclausules
• De hedendaagse rol van de rechter in het contract 

De basis van het contractenrecht en van het algemeen regime van de verbintenis (vervat in de Leerboeken Verbintenissenrecht van S. Stijns, boeken 1 (2005) en 2 (2009)) wordt geacht gekend te zijn. Vaak vereist de opdracht of de voorbereiding dat de student aangegeven passages of hoofdstukken uit de Leerboeken herhaalt.

Deze READER bevat per onderwerp een situering en minstens één kerntekst.  De “kernteksten” dienen als een basistekst waarop een student kan terugvallen om een overzicht te krijgen van het onderwerp in een publicatie van gezaghebbende doctrine. 

Naast de Reader, zal de student per college ook iets moeten voorbereiden. Deze opdracht krijgt de student via TOLEDO. De voorbereidende opdracht bestaat meestal in het lezen van (passages van) teksten (uit de Reader, het Leerboek of op Toledo geplaatst), arresten of contracten. Redactie van ontwerp-clausules is ook een mogelijke opdracht. 

De leerstof bestaat uit de lesnotitie’s van de student, ondersteund door de slides (PPPresentaties) en de teksten waarnaar in de les en/of in de opdracht wordt verwezen.

De relevante wetgeving is vervat in de VRG-codex, eventueel aangevuld met copies van recentere wetgeving.

Na het hernemen van de reeds verworven basiskennis, wordt deze verder uitgediept naar de praktische bruikbaarheid in de onderneming toe en aangevuld aan de hand van adequate clausules. Studenten zullen (meestal vooraf) beschikken over een power-point presentatie en één of meerdere kernteksten die dienen als algemene basis. Van hen zal regelmatig via een Toledo-opdracht verwacht worden dat ze een casus of een lectuur voorbereiden. In de les zelf wordt een actieve deelname verwacht.

Minstens twee hoorcolleges worden in het Frans gedoceerd, maar vragen kunnen steeds in het Nederlands worden gesteld. Wij kunnen dankbaar beroep doen op professor Patrick Wéry, gewoon hoogleraar Droit des obligations aan UCL. Daarnaast worden experten uitgenodigd voor gastcolleges. Zij worden gekozen omwille van hun expertise als advocaat of omwille van hun diepgaande kennis als onderzoeker.

Bij dit opleidingsonderdeel worden ook oefensessies georganiseerd binnen de kalender van de colleges. Die colleges bieden de studenten de kans om een voorbeeldexamen samen op te lossen en om clausules op de stellen of door te lichten. De planning en concrete invulling van die oefensessies, worden bij aanvang van het semester door de titularis meegedeeld. Jullie ontvangen via Toledo tijdig de kalender.

Evaluatieactiviteiten

Evaluatie: Verbintenissenrecht in de onderneming (B-KUL-C25I0a)

Type : Examen tijdens de examenperiode
Evaluatievorm : Schriftelijk
Vraagvormen : Open vragen
Leermateriaal : Wetboek/codex


Het examen vindt plaats in januari. Het examen is schriftelijk en zal uit drie onderdelen bestaan: één casus, een reeks kortere denkvragen en een deel over redactie of herkenning en beoordeling van clausules. De duur van het examen is 3 uren. Op het examen mag enkel gebruik gemaakt worden van de VRG-codex. Mocht er extra wetgeving zijn, mag u die gebundeld meebrengen. Het gebruik van ander materiaal is niet toegelaten.