Bedrijfsproject (B-KUL-Y05078)





Doelstellingen
Dit opleidingsonderdeel evalueert de volgende leerresultaten:
De student
1.c werkt op basis van de analyse van een (bedrijfs)economisch probleem een voorstel tot oplossing uit in lijn met de organisatiestrategie.
4.a heeft een functionele multidisciplinaire kennis om maatschappelijke fenomenen te duiden en erover te reflecteren, ook vanuit wijsgerig-ethisch perspectief, en deze op een onderbouwde manier te verbinden met de bedrijfs- en markteconomische werkelijkheid.
6.a formuleert in constructieve dialoog met de begeleider(s), maar met een voldoende mate van autonomie, een duidelijke probleemstelling, bakent onderzoeksdoelstellingen af en leidt hieruit concrete onderzoeksvragen af voor een praktijkrelevant (bedrijfs)economisch probleem.
6.b maakt op basis van een kritische analyse van diverse kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeksmethoden een onderbouwde keuze van relevante onderzoeksmethode voor het oplossen van een praktijkrelevant (bedrijfs)economisch probleem.
6.c kiest en gebruikt in lijn met de gegeven praktijkrelevante en (bedrijfs)economische probleemstelling en onderzoeksmethode de correcte technieken voor verwerving, analyse en interpretatie van data.
6.d schat bij het uitwerken van het onderzoeksdesign de gevolgen in voor de betrouwbaarheid en validiteit van de resultaten.
6.e trekt op een wetenschappelijke manier praktijkrelevante besluiten uit kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksresultaten.
6.f formuleert op basis van een grondige analyse van onderzoeksresultaten onderbouwde aanbevelingen ter ondersteuning of verbetering van het beleid van een organisatie.
8.a identificeert praktijkrelevante (bedrijfs)economische uitdagingen en relateert deze aan binnen het vakgebied ontwikkelde inzichten.
8.b neemt alternatieve verklaringen en methoden in overweging bij het analyseren en oplossen van een praktijkrelevant (bedrijfs)economisch probleem.
8.c identificeert de beperkingen van een onderzoek en stelt de resultaten van een onderzoek in vraag.
8.d werkt een logische en coherente argumentatie uit voor gemaakte keuzes bij het oplossen van een praktijkrelevant (bedrijfs)economisch probleem.
8.e waakt over de relevantie, precisie en wetenschappelijkheid van het eigen werk en houdt daarbij rekening met eventuele feedback.
8.f reflecteert kritisch over het eigen gedrag en de eigen aanpak, in functie van levenslang leren.
8.g toont belangstelling voor de maatschappelijke actualiteit en bouwt een brede maatschappelijke achtergrondkennis op.
9.a neemt in teamverband, afhankelijk van de context, leidinggevende, uitvoerende of ondersteunende taken op en draagt aldus op actieve wijze bij aan een gezamenlijk resultaat.
9.b luistert naar de mening van anderen en gaat op een constructieve manier om met diverse meningen en culturen.
10.a communiceert schriftelijk en mondeling met een publiek van specialisten en niet-specialisten in de opleidingstaal, en dit op grammaticaal en vocabularisch correcte en gestructureerde wijze, en in vormelijke genres die courant voorkomen in een (bedrijfs)economische context.
11.a voert zelfstandig of in groep een duidelijk geformuleerde opdracht doelgericht uit.
11.b geeft blijk van creativiteit, toont verantwoordelijkheidszin, neemt initiatief, en stelt prioriteiten bij het uitvoeren van (bedrijfs)economische opdrachten.
11.c analyseert een (bedrijfs)economisch probleem in zijn context, combineert gegevens om dit probleem op te lossen en wendt de opgebouwde multidisciplinaire kennis aan.
11.d formuleert en evalueert alternatieve oplossingen voor een probleem.
11.e evalueert de haalbaarheid van een project door een realistische inschatting van de vereiste middelen en de eraan verbonden risico's.
11.f verklaart en verdedigt in een discussie of gesprek een standpunt omtrent (bedrijfs)economische problemen.
11.g is vertrouwd met relevante ICT-toepassingen en wendt deze kennis en vaardigheden aan bij het oplossen van (bedrijfs)economische problemen.
11.h wendt management- en ondernemerschapsvaardigheden aan in een concrete bedrijfscontext.
Toelichting
Bij het voltooien van het opleidingsonderdeel kan de student:
- vertrekkend van een door de opdrachtgevende organisatie mondeling uitgelegd bedrijfseconomisch probleem en een constructieve dialoog met de begeleider(s), deze autonoom vertalen naar een duidelijke probleemstelling, afgebakende onderzoeksdoelstellingen en concrete onderzoeksvragen voor dit praktijkrelevant (bedrijfs)economisch probleem (1c en 6.a)
- een bruikbare en gepaste kwalitatieve en/of kwantitatieve onderzoeksmethode selecteren en toepassen om deze probleemstelling op te lossen (6b, 6c,6d, 8a)
- in teamverband en met de nodige kritische- en verantwoordelijkheidszin de vereiste secundaire en of primaire data verzamelen en vervolgens analyseren, rekening houdend met de maatschappelijke realiteit en de meningen van diverse culturen.(4a, 8g, 9a, 9b, 11a, 11b, 11c, 11g, 11h).
- op basis van een grondige, wetenschappelijke en kritische analyse van de verworven data en onderzoeksresultaten, onderbouwde en praktijkrelevante aanbevelingen formuleren ter ondersteuning of verbetering van het beleid van de opdrachtgevende organisatie. (6d, 6 e, 6f, 8b, 8c, 8d, 8 e, 8f, 8g, 11d, 11 e, 11h)
- in teamverband de resultaten en aanbevelingen uit zijn/ haar onderzoek op een duidelijke manier schriftelijk presenteren en vlot mondeling communiceren en verdedigen ( 10 a, 11 f, 11g, 11h)
Begintermen
De opleidingsonderdelen ‘Bedrijfsproject’ (Y05078) en ‘Loopbaanontwikkeling’ (Y05079) dienen steeds gelijktijdig opgenomen te worden in het ISP.
Aangezien het Bedrijfsproject deel uitmaakt van de bachelorproef die het sluitstuk van de bacheloropleiding handelswetenschappen vormt, kan dit opleidingsonderdeel enkel worden opgenomen indien de bacheloropleiding in het betrokken academiejaar kan afgerond worden.
De student dient bijgevolg in staat te zijn tot het uitvoeren van een praktijkgericht onderzoek volgens wetenschappelijke standaarden, en dient relevante kennis te bezitten van het managementdomein waarin het bedrijfsproject zich kadert.
Volgtijdelijkheden: zie tabblad ‘Volgtijdelijkheidsvoorwaarden'
Volgtijdelijkheidsvoorwaarden
Je moet voldoen aan een volgtijdelijkheidsvoorwaarde om dit opleidingsonderdeel te mogen opnemen. Volgtijdelijkheid kan STRENG of SOEPEL zijn of een GELIJKTIJDIGHEID inhouden. Ook kan een diplomaNIVEAU als voorwaarde gesteld zijn.
Verklaring:
STRENG: Om dit opleidingsonderdeel op te nemen, moet je geslaagd zijn voor of een tolerantie ingezet hebben voor de opleidingsonderdelen waarvoor dit soort voorwaarde geldt.
SOEPEL: Om dit opleidingsonderdeel op te nemen, moet je de opleidingsonderdelen waarvoor dit soort voorwaarde geldt, gevolgd hebben.
GELIJKTIJDIG: Om dit opleidingsonderdeel op te nemen, moet je ook de opleidingsonderdelen waarvoor dit soort voorwaarde geldt, opnemen of al opgenomen hebben.
NIVEAU: Om dit opleidingsonderdeel op te nemen, moet je ten minste deze graad behaald hebben.
GELIJKTIJDIG( Y05079 )
Bovenstaande codes van opleidingsonderdelen stemmen overeen met onderstaande omschrijvingen van die opleidingsonderdelen:
Y05079 : Loopbaanontwikkeling
Dit opleidingsonderdeel is een voorwaarde voor het opnemen van volgende opleidingsonderdelen:
Y05079 : Loopbaanontwikkeling
Identieke opleidingsonderdelen
Dit opleidingsonderdeel is identiek aan de volgende opleidingsonderdelen:
HBA36C : Business Project
HBH80E : Bedrijfsproject
Plaats in het onderwijsaanbod
Onderwijsleeractiviteiten
6 sp. Bedrijfsproject (B-KUL-Y55078)



Inhoud
De centrale opdracht binnen het bedrijfsproject is het uitvoeren van een onderzoek in opdracht van een externe partij. Deze partij kan een bedrijf (evt. uit de sociale economie), overheidsinstelling of andere organisatie zijn. Studenten voeren de opdracht in principe uit in een groep van twee.
De diverse fasen van het bedrijfsproject zijn de volgende:
- Na de eerste kennismaking met de opdrachtgever en promotor stellen de studenten een verslag op van het gesprek. In dit verslag komt onder andere de probleem- en doelstelling van de opdrachtgever aan bod die de studenten vertalen in concrete onderzoeksvragen.
- In een volgende fase zoeken studenten relevante wetenschappelijke en niet-wetenschappelijke literatuur op die inzicht biedt in de probleem- en doelstelling en die nuttig is voor het uitwerken van een plan van aanpak.
- Na goedkeuring van het plan van aanpak starten studenten met de eigenlijke datacollectie en -analyse.
- In overeenstemming met de opdrachtgever gaan studenten, op regelmatige basis, naar de organisatie zodat zij een goed inzicht krijgen in de specifieke problematiek.
- Tussentijds communiceert de student regelmatig met de opdrachtgever en de promotor. Studenten dienen een tussentijds rapport en een indiviudeel reflectieverslag in aan de opdrachtgever en promotor.
- Alle studenten plannen bij de start van het tweede semester een moment in samen met promotor en opdrachtgever (of mentor) waarin de stand van zaken wordt gerapporteerd en de plannen voor de volgende maanden worden besproken. De studenten stellen een verslag op van dit overleg.
- De studenten dienen in de loop van het 2e semester een ontwerpversie van het eindrapport in.
- In het tweede semester wordt een moment voorzien waarop studenten hun ervaringen kunnen delen met andere OF3 studenten.
- Finaal dienen studenten een eindrapport in. Dit rapport is een bondig managementrapport, waarin op gestructureerde en geïntegreerde wijze toelichting wordt verschaft over de probleem- en doelstelling van het bedrijf, de onderzoeksmethode, de bevindingen van het onderzoek en de kritische evaluatie van de resultaten. Het rapport wordt afgesloten met een besluit waarin concrete en gefundeerde praktijkaanbevelingen worden geformuleerd.
- De studenten presenteren de voornaamste bevindingen van het bedrijfsproject en antwoorden op gerichte vragen over het onderzoek.
- Na de presentatie hebben studenten nog de mogelijkheid om het (individueel) reflectieverslag over het teamwerk aan te passen en door te mailen naar de FEB-coach en de coördinator bedrijfsprojecten.
- De concrete deadlines waartegen diverse componenten ingeleverd moeten worden, worden gecommuniceerd via Toledo.
Studenten moeten zich op voorhand verplicht inschrijven voor 'ondernemerschapsevents'. Deze events worden georganiseerd in samenwerking met de studentenvereniging Absoc, met onder meer getuigenissen rond ondernemerschap en intrapreneursip.
Studiemateriaal
Verplicht studiemateriaal
Het verplichte studiemateriaal is afhankelijk van het topic van het bedrijfsproject. Praktische informatie over het bedrijfsproject wordt gecommuniceerd via Toledo.
Bijkomend aanbevolen studiemateriaal
Saunders, M., Lewis, Ph., Thornhill, A. – Nederlandse bewerking door J. P. Verckens (2011) Methoden en technieken van onderzoek. Amsterdam, Pearson Education Benelux.
Relevante literatuur voor het kaderen van de probleemstelling, doelstelling en onderzoeksvraag, voor het uitwerken van de onderzoeksmethode, alsook voor de analyse en interpretatie van de onderzoeksresultaten, afhankelijk van het domein waarin de opdracht zich situeert.
Toelichting werkvorm
Het traject van het bedrijfsproject verloopt als volgt:
Na de infosessie die bij de start van het academiejaar wordt georganiseerd, sturen studenten hun voorkeuren van bedrijfsprojecten door. In de loop van de daaropvolgende weken kennen de studenten de opdrachtgever waarmee ze zullen samenwerken tijdens het academiejaar en de promotor die begeleiding voorziet. In de loop van de maand oktober plannen studenten een eerste ontmoeting in samen met de promotor en de mentor van het bedrijf. Op basis van dit gesprek wordt een verslag uitgeschreven. Hierop wordt (mondeling of schriftelijk) feedback gegeven door de promotor en de mentor(en) van de opdrachtgever. Vervolgens moeten de studenten een literatuuroverzicht opmaken en mede op basis daarvan een concreet plan van aanpak voor het project uitwerken. Ook hierop wordt (mondeling of schriftelijk) feedback gegeven door de promotor en de mentor(en) van de opdrachtgever. Vervolgens gebeurt in de loop van het eerste semester normaliter de datacollectie. In overeenstemming met de opdrachtgever gaan studenten, op regelmatige basis, naar de organisatie zodat zij een goed inzicht krijgen in de specifieke problematiek van de opdracht. Studenten dienen een tussentijds rapport en een individueel reflectieverslag in bij promotor en mentor.
Bij de start van het tweede semester plannen de studenten een gesprek in met promotor en mentor(en) waarin het tussentijds rapport wordt toegelicht door de studenten. In het tweede semester gebeurt normaliter de data-analyse. Tijdens het tweede semester wordt een moment voorzien waarop studenten ervaringen uitwisselen met andere groepen die een bedrijfsproject uitvoeren. In de loop van het semester dienen de studenten een ontwerpversie van het eindrapport in. Op deze versie wordt wederom (mondeling of schriftelijk) feedback gegeven door de promotor en de mentor(en) van de opdrachtgever. Finaal dienen de studenten een bondig en praktijkgericht eindrapport in, gericht aan de leden van het management van de opdrachtgever. Het eindrapport wordt door de studenten gepresenteerd en verdedigd voor de promotor van het bedrijfsproject, een assessor en de mentor(en) van de opdrachtgever.
De promotor is tijdens het volledige proces het aanspreekpunt voor vragen en problemen. Daarnaast dienen de studenten enkele formaliteiten te vervullen. Er dient een stagecontract ingevuld en ondertekend te worden door de opdrachtgever, studenten en decaan van campus Antwerpen. Hoewel het bedrijfsproject inhoudelijk niet overeenstemt met een stage, wordt deze activiteit verzekeringstechnisch als een stage beschouwd. Verder laten de studenten een Veiligheid, Gezondheid, Milieu (VGM) fiche ondertekenen door de opdrachtgever. Beide contracten dienen ten laatste op 31 oktober ondertekend door opdrachtgever en studenten (dit laatste enkel voor het stagecontract) afgegeven te worden op het secretariaat.
Indien studenten in het kader van het bedrijfsproject een verplaatsing maken, dienen zij voorafgaandelijk aan deze verplaatsing de promotor op de hoogte te brengen.
Evaluatieactiviteiten
Evaluatie: Bedrijfsproject (B-KUL-Y75078)
Toelichting
Evaluatiekenmerken
Zowel de output als het proces (bv. de attitude van de student) worden beoordeeld. Centraal bij deze beoordeling staan de methodologische aanpak en uitwerking, de kritische reflectie, de integratie van de theorie in de organisatiecontext en de heldere rapportering (zowel schriftelijk/mondeling). De deadlines waartegen de verschillende beoordelingscomponenten moeten ingediend worden, worden gecommuniceerd via Toledo.
Bepaling eindresultaat
De beoordeling van het bedrijfsproject komt, zoals beschreven in het bachelorproefreglement, als volgt tot stand.
De totale score op het bedrijfsproject wordt bepaald als een gewogen gemiddelde van alle beoordelingscomponenten en uitgedrukt met een geheel getal op 20. De volgende wegingsfactoren zijn van toepassing:
1. Tussentijdse beoordeling
* rapport incl. mondelinge presentatie/bespreking : 10 %
* attitude en proces : 10 %
2. Eindproduct:
* eindrapport + presentatie + verdediging : 65 %
* attitude en proces : 15 %
Met het oog op de bepaling van de totale score op het bedrijfsproject, wordt eerst de score berekend op het eindproduct. Wanneer de score voor het eindproduct tot een score leidt van 9,5 of meer op 20, dan wordt de eindscore bepaald volgens de wegingsfactoren van de 2 onderdelen. Wanneer de score voor het eindproduct lager is dan 9,5 op 20, dan vormt (de afronding van) die score meteen ook de totale score voor het bedrijfsproject. Een onvoldoende op het eindproduct kan niet gecompenseerd worden via de attitude-beoordelingscomponent.
Indien de studenten het eindrapport niet indienen, wordt het volledige opleidingsonderdeel als niet afgelegd beschouwd in 2 EP. Studenten die het eindrapport laattijdig of niet indienen hebben geen recht op een presentatie/ verdediging in 2 EP, met als gevolg dat het volledige opleidingsonderdeel als niet afgelegd wordt beschouwd. Tijdens de verdediging van het bedrijfsproject dienen de studenten spontaan en onmiddellijk te antwoorden op de vragen van jury. Er wordt geen voorbereidingstijd voorzien.
Aangezien het bedrijfsproject in principe een groepswerk is, worden aan alle groepsleden in beginsel dezelfde scores toegekend. Dat neemt echter niet weg dat in geval van een duidelijke ongelijkheid in de door de groepsleden geleverde prestaties, de beoordelaars de scores kunnen individualiseren. Differentiatie in de scores van leden van eenzelfde groep is dus mogelijk.
Een onvoldoende op het bedrijfsproject is niet tolereerbaar.
Indien een student herhaaldelijk of op ernstige wijze de verplichtingen niet nakomt die werden beschreven in de overeenkomst met het projectbedrijf, wordt het project stopgezet en wordt voor het opleidingsonderdeel een ‘0-score’ toegekend. De student heeft dan geen recht op een alternatieve opdracht, noch op een tweede examenkans.
Om effectief een puntenscore te bekomen moet de student bovendien actief deelnemen aan drie ondernemerschapsevents die de studentenkring Absoc samen met de subfaculteit organiseert tijdens het eerste semester. Een voldoende deelname wordt aangetoond doordat de student bij 3 van de voorziene ondernemerschapsevents de aanwezigheidslijst ondertekent of zijn studentenkaart elektronisch inleest én desgevallend de voorziene opdracht uitvoert. Indien deze sessies niet gevolgd worden moet de student slagen voor een schriftelijk test rond ondernemerschap. De afbakening van de te kennen materie wordt via Toledo meegedeeld. Het resultaat van deze test bepaalt bijgevolg enkel of de student een puntenscore voor dit OPO bekomt en wordt niet verrekend in deze puntenscore.
Studenten die op Erasmus zijn tijdens het eerste semester zijn vrijgesteld van het volgen van de ondernemerschapsevents.
Tweede examenkans
De evaluatiekenmerken en/of bepaling eindresultaat van de tweede examenkans verschilt van die van de eerste examenkans.
De totale score op het bedrijfsproject wordt bepaald als een gewogen gemiddelde van alle beoordelingscomponenten en uitgedrukt met een geheel getal op 20. De volgende wegingsfactoren zijn van toepassing:
• Eindrapport incl. presentatie en verdediging : 75 %
• Attitude en proces : 25 %
Met het oog op de bepaling van de totale score op het bedrijfsproject, wordt eerst de score berekend op het geheel van het eindrapport en de presentatie/verdediging.
Wanneer de score voor het eindproduct tot een score leidt van 9,5 of meer op 20, dan wordt de eindscore bepaald volgens de wegingsfactoren van de 2 onderdelen. Wanneer de score voor het eindproduct lager is dan 9,5 op 20, dan vormt (de afronding van) die score meteen ook de totale score voor het bedrijfsproject. Een onvoldoende op het eindproduct kan niet gecompenseerd worden via de attitude-beoordelingscomponent.
Indien de studenten het eindrapport niet indienen, wordt het volledige opleidingsonderdeel als niet afgelegd beschouwd in 3 EP. Studenten die het eindrapport laattijdig of niet indienen hebben tevens geen recht op een presentatie/ verdediging in 3 EP, met als gevolg dat het volledige opleidingsonderdeel als niet afgelegd wordt beschouwd. Tijdens de verdediging van het bedrijfsproject dienen de studenten spontaan en onmiddellijk te antwoorden op de vragen van jury. Er wordt geen voorbereidingstijd voorzien.
Aangezien het bedrijfsproject in principe een groepswerk is, worden aan alle groepsleden in beginsel dezelfde scores toegekend. Dat neemt echter niet weg dat in geval van een duidelijke ongelijkheid in de door de groepsleden geleverde prestaties, de beoordelaars de scores kunnen individualiseren. Differentiatie in de scores van leden van eenzelfde groep is dus mogelijk.
Een onvoldoende op het bedrijfsproject is niet tolereerbaar.
Om effectief een puntenscore te bekomen moet de student bovendien actief hebben deel genomen aan drie ondernemerschapsevents die de studentenkring Absoc samen met de subfaculteit organiseert tijdens het eerste semester. Een voldoende deelname wordt aangetoond doordat de student bij 3 van de voorziene ondernemerschapsevents de aanwezigheidslijst ondertekent of zijn studentenkaart elektronisch inleest én desgevallend de voorziene opdracht uitvoert. Indien deze sessies niet gevolgd werden moet de student slagen voor een schriftelijk test rond ondernemerschap. De afbakening van de te kennen materie wordt via Toledo meegedeeld. Het resultaat van deze test bepaalt bijgevolg enkel of de student een puntenscore voor dit OPO bekomt en wordt niet verrekend in deze puntenscore.
Studenten die op Erasmus waren tijdens het eerste semester zijn vrijgesteld van het volgen van de ondernemerschapsevents.
Examencontract
Het bedrijfsproject kan niet worden opgenomen onder de vorm van een examencontract.Het resultaat wordt berekend en uitgedrukt met een geheel getal op 20.
Toelichting bij herkansen
Zie 'Toelichting' onder 'Evaluatieactiviteiten' voor bijkomende informatie i.v.m. de tweede examenkans.