Sociale wetgeving (B-KUL-C07E7A)

4 studiepuntenNederlands26 urenEerste semester
POC Rechten

Tijdens dit college komt de student in aanraking met het Belgische arbeids- en socialezekerheidsrecht. Het vak heeft als opzet de student vertrouwd te maken met de basisbeginselen van het Belgisch arbeids- en socialezekerheidsrecht. Van de student wordt dan ook verwacht dat hij na het volgen van het vak deze beginselen kent en begrijpt, alsook in eigen woorden deze beginselen kan toelichten. Dit vak biedt een handig hulpmiddel voor iedereen die later bedrijfsmatig met sociaalrechtelijke thema's te maken zal krijgen.

De student dient niet te beschikken over enige bijzondere voorkennis. Een algemene voorkennis van enkele basisbeginselen van het (contracten)recht vergemakkelijkt de studie van dit vak.

Onderwijsleeractiviteiten

1 sp. Sociale wetgeving: Bijscholing (B-KUL-C04G5a)

1 studiepuntenNederlandsWerkvorm: CollegeEerste semester
POC Rechten

Voor het onderdeel “bijscholing” worden enkele vragen op het onlineleerplatform geplaatst, waarvoor studenten enige tijd krijgen deze te beantwoorden. Deze vragen hebben betrekking op het arbeidsrecht (“Deel 2”) en het socialezekerheidsrecht (“Deel 3”).  De antwoorden worden tijdens een afzonderlijke vragensessie besproken (niet opgenomen in de voorgestelde inhoud van het vak, zie hieronder), waarbij van studenten verwacht wordt dat zij (1) de voorbereiding op voorhand overmaken aan de docent en (2) een actieve houding aannemen tijdens de les.

3 sp. Sociale wetgeving (B-KUL-C05G5a)

3 studiepuntenNederlandsWerkvorm: College26 urenEerste semester
POC Rechten

Dit vak  valt uiteen in vier grote delen.

Deel 1 start met een eerste (snelle) kennismaking met enkele basisbeginselen van het Belgische recht. Vervolgens geven we een overzicht van de bronnen van het Belgische arbeids- en socialezekerheidsrecht.

Deel 2 betreft het arbeidsrecht, waarbij zowel het individueel als het collectief arbeidsrecht aan bod komt. Zo bestuderen we de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst, alsook de schorsing en de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Het deel over het collectief arbeidsrecht betreft de algemene principes, de verschillende overlegorganen in het Belgisch collectief arbeidsrecht en de wijze waarop collectieve arbeidsovereenkomsten worden gesloten.

Deel 3 betreft het socialezekerheidsrecht. Hierin komt op algemene wijze het personeel toepassingsgebied aan bod, de financiering en de administratie van het Belgisch socialezekerheidsrecht. Ook bestuderen we op algemene wijze de bescherming bij de ouderdom, werkloosheid, ziekte, arbeidsongeschiktheid, arbeidsongevallen en beroepsziekten.

Tijdens het college wordt gebruik gemaakt van het volgende naslagwerk: D. PIETERS en P. SCHOUKENS, Inleiding tot het sociaal recht. Daarnaast dient ook de VRG-codex (of BAMA-codex) aangeschaft te worden.

Wij zullen eveneens PowerPoint-presentaties ter beschikking stellen via het onlineleerplatform. De student dient deze uiteraard aan te vullen met eigen nota's op basis van wat er tijdens de hoorcolleges wordt meegedeeld.

Hoorcolleges. Aanwezigheid is aan te raden.

 

De student is niet verplicht het hoorcollege voor te bereiden, doch dit is aan te raden. Wij kiezen immers voor een interactieve aanpak. De docent geeft ex cathedra les aan de hand van talrijke praktijkvoorbeelden. Om de studenten echter toe te laten de leerstof reeds tijdens het hoorcollege een eerste keer 'in te studeren', stelt de docent regelmatig vragen aan de studenten. Deze vragen kunnen betrekking hebben op reeds bestudeerde thema's en kunnen gebruikt worden om studenten tijdens het hoorcollege te laten meedenken.

Evaluatieactiviteiten

Evaluatie: Sociale wetgeving (B-KUL-C27E7a)

Type : Examen tijdens de examenperiode
Evaluatievorm : Schriftelijk
Vraagvormen : Open vragen
Leermateriaal : Geen


Studenten worden getest op hun kennis van het vak tijdens een examen in de examenperiode. Het examen valt uiteen in casus- en begrippenvragen, waarbij studenten getest worden of zij de verschillende principes begrijpen en kunnen toepassen. Zowel bij de essay-vragen als bij het oplossen van de casussen, verwachten wij van de student dat hij/zij zijn/haar antwoord op een heldere en duidelijke wijze structureert. De nadruk ligt eerder op de redenering (de argumentatie) die de student opbouwt (het 'hoe' en 'waarom'), dan op de slotzin ('ja' of 'nee'). Voor studenten die ook het onderdeel bijscholing volgen, worden ze voor wat betreft het onderdeel bijscholing geëvalueerd op hun voorbereiding voor de vragensessie en hun houding tijdens de vragensessie.