Bestuursrecht (B-KUL-C04O7A)
Doelstellingen
Leerdoelen
De student heeft een basiskennis en basisinzicht in
• de beginselen van het Belgisch en Vlaams bestuursrecht
De student is vertrouwd met de juridische terminologie, het theoretisch kader en de vakeigen bronnen van het bestuursrecht.
De student hanteert een systematische methode en een logische en juridisch verantwoorde argumentatie bij het oplossing van juridische casussen in het domein van het bestuursrecht
Dit opleidingsonderdeel draagt bij tot volgende leerresultaten en kerndoelen:
De student beschikt over een basiskennis en basisinzicht van het Belgische, het Europese en het internationale recht. Hij is vertrouwd met de juridische terminologie, het theoretisch kader en de vakeigen bronnen van het publiek- en privaatrecht.
De student
• heeft een grondige kennis van en inzicht in de basisconcepten van het eigen vakdomein
• kan met precisie vakgebonden juridische en/of andere vakdomein-gerelateerde terminologie en basisbegrippen gebruiken bij vakinhoudelijke discussies en vragen
De student heeft inzicht in de wisselwerking tussen de Belgische, Europese en internationale rechtsorde.
De student
• kan de nationale regels uit het vakdomein situeren in hun Europese en internationale context
De student bezit een algemene basisvorming over de mens in de samenleving en heeft een basisinzicht in de historische en actuele socio-economische en politieke factoren die het recht beïnvloeden en de samenleving mee vormgeven. De student kan omgaan met het dynamische karakter van het recht en kan het recht in zijn maatschappelijke en historische context situeren.
De student
• heeft een inzicht in de ontwikkelingen die het vakdomein heeft doorgemaakt in historisch perspectief
• heeft inzicht in de historische, economische en/of maatschappelijke achtergrond van de kernregels uit het eigen vakdomein en kan omgaan met de dynamische ontwikkeling van het recht
De student hanteert een systematische methode bij het oplossen van juridische casussen. Hij is in staat om zelfstandig een synthese en analyse te maken van de juridisch relevante feiten en de noodzakelijke rechtsregels in verband te brengen met deze feiten. Hij hanteert hierbij een logische en juridisch verantwoorde argumentatie.
De student
• begrijpt en analyseert juridische en/of andere vakdomein-gerelateerde teksten
• selecteert juridisch relevante feiten uit een empirisch feitencomplex
• formuleert mogelijke rechtsvragen uit een empirisch feitencomplex
• identificeert rechtsregels en rechtsproblemen uit concrete casussen
• brengt rechtsregels in verband met een concrete juridische casus om tot een juridisch verantwoorde oplossing te komen
• beargumenteert op logische wijze een juridische redenering
De student kan zelfstandig rapporteren over een beknopt rechtswetenschappelijk onderzoek en past hierbij op correcte wijze de noodzakelijke juridisch-wetenschappelijke onderzoeksmethoden toe en kan het gekozen onderzoeksdesign beargumenteren. Hij verwijst steeds correct naar geraadpleegde juridische en rechtswetenschappelijke informatie. Hij is zich steeds bewust van het onderscheid tussen een juridisch-wetenschappelijke en een juridisch- positiegebonden benadering.
De student
• is zich bewust van het onderscheid tussen een juridisch-wetenschappelijke benadering van een rechtsvraag en een juridisch-positiegebonden benadering
De student kan helder en correct schriftelijk en mondeling communiceren in het academisch Nederlands en gebruikt hierbij steeds een correct taalregister. Hij kan communiceren met vakgenoten en niet-vakgenoten.
De student
• beheerst schriftelijk en mondeling het academisch Nederlands
De student kan juridische, rechtswetenschappelijke en algemeen vormende informatie verzamelen en kritisch verwerken.
De student
• is in staat om rechtsbronnen (wetgeving, rechtsspraak en rechtsleer) op te zoeken, te begrijpen en te verwerken bij het beantwoorden van vakinhoudelijke vragen
• kan de wetgeving betreffende het vakdomein opzoeken en verwerken
Begintermen
Om dit (opleidingsonder)deel in optimale omstandigheden aan te vatten, is het aangewezen dat de student de kennis, vaardigheden en attitudes, aangeleerd in vakken als “Inleiding tot de rechtswetenschap”, “Geschiedenis van het Publiekrecht” en “Romeins Recht”, actief kan inzetten. Belangstelling voor de plaats van de burger in de samenleving, en de organisatie en de werking van de overheid is aangewezen, zoals evenzeer een meer dan gewone belangstelling voor de juridische en andere (inzonderheid politieke) actualiteit.
Plaats in het onderwijsaanbod
- Schakelprogramma: Master in de rechten (Leuven) 86 sp.
- Bachelor in de criminologische wetenschappen (Leuven) (Optie criminologie) 180 sp.
- Bachelor in de criminologische wetenschappen (Leuven) (Optie rechten) 180 sp.
- Bachelor in de rechten (Leuven) 180 sp.
- Bachelor in de rechten (verkort programma) (Leuven) (Algemene optie) 123 sp.
Onderwijsleeractiviteiten
4 sp. Bestuursrecht (B-KUL-C04O7a)
Inhoud
HET BELGISCHE EN VLAAMSE BESTUURSNIVEAU
Gedecentraliseerde bestuursniveaus in de gelaagde rechtsorde: wettigheidscontrole, hiërarchisch/bestuurlijk toezicht
De administratie
Overheids-/bestuursbegrip
Organisatie van het bestuur
Bestuurlijk toezicht
Lokale besturen
Bestuurshandeling
Bestuurlijke sancties
Overeenkomsten met de overheid
Beginselen van behoorlijk bestuur
Openbaarheid van bestuur
Beginselen van ambtenarenrecht
Goederen van de overheid
Rechtsbescherming tegen het bestuur (algemene beginselen)
Studiemateriaal
• S. LIERMAN en S. SOTTIAUX, Publiekrecht. Deel I, Acco.
Toelichting werkvorm
Hoorcolleges
Monitoraatsoefeningen
Proefexamen
Evaluatieactiviteiten
Evaluatie: Bestuursrecht (B-KUL-C24O7a)
Toelichting
Schriftelijk examen, bestaande uit een combinatie van open vragen, casussen en stellingen
Toelichting bij herkansen
Schriftelijk examen, bestaande uit een combinatie van open vragen, casussen en stellingen