Grondwettelijk recht (B-KUL-C02Y9A)

5 studiepuntenNederlands39 urenTweede semester
OC Bachelor in de rechten Campus KULAK Kortrijk

Leerdoelen

 

De student heeft een basiskennis en basisinzicht in:

  •   de beginselen van het publiekrecht in de gelaagde rechtsorde

  •   de beginselen van het Belgisch en Vlaams grondwettelijk recht

 

De student is vertrouwd met de juridische terminologie, het theoretisch kader en de vakeigen bronnen van het grondwettelijk recht.

 

De student hanteert een systematische methode en een logische en juridisch verantwoorde argumentatie bij het oplossen van juridische casussen in het domein van het grondwettelijk recht.

 

Dit opleidingsonderdeel draagt bij tot volgende leerresultaten en kerndoelen:

De student beschikt over een basiskennis en basisinzicht van het Belgische, het Europese en het internationale recht. Hij is vertrouwd met de juridische terminologie, het theoretisch kader en de vakeigen bronnen van het publiek- en privaatrecht.

De student
• heeft een grondige kennis van en inzicht in de basisconcepten van het eigen vakdomein
• kan met precisie vakgebonden juridische en/of andere vakdomein-gerelateerde terminologie en basisbegrippen gebruiken bij vakinhoudelijke discussies en vragen

De student heeft inzicht in de wisselwerking tussen de Belgische, Europese en internationale rechtsorde.

De student
• kan de nationale regels uit het vakdomein situeren in hun Europese en internationale context

De student bezit een algemene basisvorming over de mens in de samenleving en heeft een basisinzicht in de historische en actuele socio-economische  en politieke factoren die het recht beïnvloeden en de samenleving mee vormgeven. De student kan omgaan met het dynamische karakter van het recht en kan het recht in zijn maatschappelijke en historische context situeren.

De student
• heeft een inzicht in de ontwikkelingen die het vakdomein heeft doorgemaakt in historisch perspectief
• heeft inzicht in de historische, economische en/of maatschappelijke achtergrond van de kernregels uit het eigen vakdomein en kan omgaan met de dynamische ontwikkeling van het recht

De student hanteert een systematische methode bij het oplossen van juridische casussen. Hij is in staat om zelfstandig een synthese en analyse te maken van de juridisch relevante feiten en de noodzakelijke rechtsregels in verband te brengen met deze feiten. Hij hanteert hierbij een logische en juridisch verantwoorde argumentatie.

De student
• begrijpt en analyseert juridische en/of andere vakdomein-gerelateerde teksten
• selecteert juridisch relevante feiten uit een empirisch feitencomplex
• formuleert mogelijke rechtsvragen uit een empirisch feitencomplex
• identificeert rechtsregels en rechtsproblemen uit concrete casussen
• brengt rechtsregels in verband met een concrete juridische casus om tot een juridisch verantwoorde oplossing te komen
• beargumenteert op logische wijze een juridische redenering

De student kan zelfstandig rapporteren over een beknopt rechtswetenschappelijk onderzoek en past hierbij op correcte wijze de noodzakelijke juridisch-wetenschappelijke onderzoeksmethoden toe en kan het gekozen onderzoeksdesign beargumenteren. Hij verwijst steeds correct naar geraadpleegde juridische en rechtswetenschappelijke informatie. Hij is zich steeds bewust van het onderscheid tussen een juridisch-wetenschappelijke en een juridisch-  positiegebonden benadering.

De student
• is zich bewust van het onderscheid tussen een juridisch-wetenschappelijke benadering van een rechtsvraag en een juridisch-positiegebonden benadering

De student kan helder en correct schriftelijk en mondeling communiceren in het academisch Nederlands en gebruikt hierbij steeds een correct taalregister. Hij kan communiceren met vakgenoten en niet-vakgenoten.

De student
• beheerst schriftelijk en mondeling het academisch Nederlands

De student kan juridische, rechtswetenschappelijke en algemeen vormende informatie verzamelen en kritisch verwerken.

De student
• is in staat om rechtsbronnen (wetgeving, rechtsspraak en rechtsleer) op te zoeken, te begrijpen en te verwerken bij het beantwoorden van vakinhoudelijke vragen
• kan de wetgeving betreffende  het vakdomein opzoeken en verwerken

 

Om dit (opleidingsonder)deel  in optimale omstandigheden aan te vatten, is het aangewezen dat de student de kennis, vaardigheden en attitudes, aangeleerd in vakken als “Inleiding tot de rechtswetenschap”, “Geschiedenis van het Publiekrecht” en “Romeins Recht”, actief kan inzetten. Belangstelling voor het fenomeen van de machtenuitoefening, de plaats van de burger in de samenleving, en de organisatie en de werking van de overheid is aangewezen, zoals evenzeer een meer dan gewone belangstelling voor de juridische en andere (inzonderheid politieke) actualiteit.

Dit opleidingsonderdeel is identiek aan de volgende opleidingsonderdelen:
C02Y7A : Grondwettelijk recht (werkstudenten)
HBR33C : Grondwettelijk recht

Onderwijsleeractiviteiten

5 sp. Grondwettelijk recht (B-KUL-C02Y9a)

5 studiepuntenNederlandsWerkvorm: College39 urenTweede semester
OC Bachelor in de rechten Campus KULAK Kortrijk

A: INLEIDING TOT HET PUBLIEKRECHT IN DE GELAAGDE RECHTSORDE 

 

Basisbegrippen

1. Verdrag – Grondwet: totstandkoming, functies, interpretatie

1. Fundamentele rechten in de gelaagde rechtsorde

Democratie

2. Democratievormen: directe/representatieve democratie, pacificatiedemocratie

2. Grondwet en democratie: “countermajoritarian difficulty”, rechterlijke toetsing

2. Kiesstelsels: meerderheidsstel/evenredige vertegenwoordiging

De horizontale machtenscheiding

3. De trias politica

3. Regeringsvormen: parlementair/presidentieel systeem

De verticale machtenscheiding

3. Soevereiniteit 

3. Staatsvormen en samenwerkingsvormen tussen staten: eenheidsstaat, decentralisatie, federale staat, federale unie, confederatie, internationale organisatie (intergouvernementeel – supranationaal)

4. Technieken van bevoegdheidsverdeling

4. Onderlinge verhoudingen in de gelaagde rechtsorde: dualisme/monisme, hiërarchie, pluralisme, subsidiariteit

De rechtsstaat in de gelaagde rechtsorde

4. Het concept “rechtsstaat” en de rechtsstaat in de gelaagde rechtsorde

 

B: HET BELGISCHE EN VLAAMSE BESTUURSNIVEAU

 

Inleiding

5. Het Nederlandse bestuursmodel en de Grondwet van 1831 en de algemene krachtlijnen van de Staatshervormingen

Aard van de Grondwet en basiskenmerken van het Belgische en Vlaamse bestuursniveau

6. Aard en herziening van de Belgische Grondwet

6. Bronnen van het grondwettelijk recht: Grondwet, gewoonte, bijzondere wetten, constitutieve autonomie

6. Basiskenmerken van de Belgische rechtsorde: democratievorm, staatsvorm, regeringsvorm

7. België, de gemeenschappen en de gewesten in de gelaagde rechtsorde: verhouding wet-decreet-ordonnantie, verhouding Grondwet-EU-recht/internationaal recht

 

De federale instellingen en de horizontale machtenscheiding

8. Het Staatshoofd

8. Het federale parlement: tweekamerstelsel, kiesstelsel, statuut parlementsleden, bevoegdheid

9. De federale regering: regeringsvorming, samenstelling en werking regering, statuut regeringsleden, bevoegdheid

10. Verhouding parlement/regering: politieke verantwoordelijkheid, parlementaire controle, regeringsontslag, parlementsontbinding, politieke crisissen en lopende zaken

11. De rechtscolleges: de gewone en de administratieve rechtscolleges, het Hof van Cassatie, de Raad van State, het Grondwettelijk Hof

De instellingen van de gemeenschappen en de gewesten en de horizontale machtenscheiding

12. De parlementen van de gemeenschappen en gewesten: kiesstelsel, statuut van de parlementsleden, bevoegdheid

13. Verhouding parlement/regering: politieke verantwoordelijkheid, parlementaire controle, regeringsontslag

De instellingen van de gemeenten en de provincies en de horizontale machtenscheiding

14. Grondwettelijke beginselen en invloed van de Staatshervorming

De verticale machtenscheiding

15. Bevoegdheden van de federale overheid, de gemeenschappen en de gewesten: algemene beginselen

16. Bevoegdheden van federale overheid, de gemeenschappen en de gewesten: overzicht

17. Bevoegdheidsverdeling in Brussel

18. Bevoegdheden van de gemeenten en provincies

18.  Samenwerking tussen Staat, gemeenschappen en gewesten

19.De bevoegdheids− en belangenconflicten:afdeling wetgeving van de Raad van State, Grondwettelijk Hof, Overlegcomité

De Grondrechten

20. Algemene beginselen: grondslagen, typologie, begunstigeden, verticale/horizontale verhoudingen

21. De beperking van grondrechten en het proportionaliteitsbeginsel

22. Overzicht van de grondrechten in de Belgische Grondwet

23. Overzicht van de grondrechten in de Belgische Grondwet

De buitenlandse betrekkingen

24. De bevoegdheid van de Staat, gemeenschappen en gewesten

De financiën

25. De belastingen en retributies, de begroting en rekeningen, de inkomsten en uitgaven van de gemeenschappen en gewesten

S. SOTTIAUX, Grondwettelijk recht, Antwerpen, Intersentia.

Hoorcolleges

Monitoraatsoefeningen

Proefexamen

Evaluatieactiviteiten

Evaluatie: Grondwettelijk recht (B-KUL-C22Y9a)

Type : Examen tijdens de examenperiode
Evaluatievorm : Schriftelijk
Vraagvormen : Open vragen
Leermateriaal : Wetboek/codex


Schriftelijk examen, open vragen en casussen

Schriftelijk examen, open vragen en casussen